Gregoriaans Etruskisch Museum

Op 2 februari 1837 richtte Paus Gregorius XVI een uniek museum op dat uitsluitend gewijd is aan Etruskische oudheden. De collectie bestaat voornamelijk uit artefacten die zijn opgegraven uit belangrijke Etruskische steden uit de oudheid. Deze plaatsen maken deel uit van het grondgebied van de Pauselijke Staat en er werden uitgebreide opgravingen gedaan voor de opening van het museum. Daarnaast bevat het museum ook vroegere artefacten die zijn geërfd van het Vaticaan en verschillende andere collecties.

Na de oprichting van de Pauselijke Staat in 1870 kende het museum slechts een sporadische groei. Deze periodes waren echter opmerkelijk: Falcioni's collectie werd in 1898 verworven, gevolgd door die van Benedetto Guglielmi in 1935, Mario Astarita in 1967 en Giacinto Guglielmi in 1987.
Het bloeiende vakmanschap en de unieke artistieke beschaving die gedocumenteerd zijn in de tentoongestelde werken kunnen de oude geschiedenis van het Etruskische volk tot leven brengen. Deze geschiedenis gaat terug tot de ijzertijd rond de negende eeuw voor Christus en gaat door tot de uiteindelijke samensmelting met de Romeinse staat in de eerste eeuw voor Christus.

Het Antiquarium Romanum bevat antieke stukken in brons, glas, terracotta, ivoor en keramiek uit Rome en Latium, samen met voorwerpen uit voormalige Etruskische steden zoals Vulci, en bereikt het einde van het Westelijke Rijk in de vijfde eeuw na Christus.
De geschiedenis van de schilderkunst uit de oudheid wordt duidelijk bij het analyseren van een voornaam assortiment figuratieve vazen uit Griekenland, die voornamelijk in Etrurië zijn gevonden, en van vazen die zijn gemaakt in de gehelleniseerde steden van Zuid-Italië, die bekend staan als Magna Graecia en letterlijk Etruskisch zijn.
Girolamo da Carpi, Michelangelo en Pirro Ligorio voltooiden het Tor dei Venti appartement van Pius IV Medici (1559-1565), terwijl Pollaiolo het Palazzetto del Belvedere van Innocentius VIII Cibo (1484-1492) ontwierp, waar het museum is gevestigd. Het museum biedt ook een blik op Bramante's grote trap met dubbele helix, waarvan de bouw begon in 1512.

Het bewonderen van de originele zestiende-eeuwse picturale cycli in de zalen is een echte traktatie. Van de fresco's van Federico Barocci en Federico Zuccari (1563) tot de werken van Santi di Tito en Niccolò Circignani delle Pomarance (1564), er is zoveel te zien. Mis ook de muurschilderingen in tempera niet, deze zijn zeer interessant en dateren uit het einde van de achttiende eeuw.